Download PDFDownload eBook (ePub)
Waarover gaat het in dit artikel?
Waarom wij in ”één God in drie personen” geloven en wat hoe wij dat begrijpen, daarover willen wij in dit artikel iets schrijven. Na een kort overzicht over de discussie over de Drie-enige natuur van God in de eerste drie eeuwen na Christus willen we vooral aan de hand van het Nieuwe Testament uitleggen, wat we geloven.
1 Monotheïsme
In Jezus is God heel dicht bij ons gekomen en heeft hij zich als de Drie-enige God geopenbaard. Hoewel de term Drie-eenheid, Drievuldigheid of Triniteit niet in de bijbel voorkomt is de bijbel toch de basis voor de leer van de Drie-eenheid. In de bijbel gaat het namelijk op basis van het monotheïsme in het Oude Testament, in het Nieuwe Testament over God als Vader, Zoon en Heilige Geest. We kunnen in de bijbel ook uitspraken over de relaties in God vinden, tussen de drie Goddelijke personen.
De betekenis van de uitdrukking ”persoon” komt oorspronkelijk uit de christelijke theologie, doordat mensen zich ervoor hebben ingezet de natuur van God en Jezus begrijpelijk te maken. Het oorspronkelijke begrip van persoon was niet materieel/stoffelijk en niet de beschrijving van een autonoom subject. Typerend voor een persoon is, dat hij in staat is een relatie op te bouwen, dat hij kan liefhebben en kan communiceren.
De openbaring van de natuur van God wordt in de bijbelse geschiedenis als een proces zichtbaar. In de tijd van het Oude Testament legde God de basis voor het juiste begrip van zijn natuur: hij openbaarde zich als de enige God. In het hele Oude Testament vinden we Gods vermaning om consequent in Monotheïsme te blijven geloven.
Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één! Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. (Deut. 6: 4–5)1
Zo zegt de HERE, de Koning en Verlosser van Israël, de HERE der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God. En wie is als Ik – hij roepe het uit en verkondige het en legge het Mij voor – daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep; en hetgeen er in de toekomst gebeuren zal, mogen zij verkondigen. Weest niet verschrikt en vreest niet. Heb Ik het u niet van oudsher doen horen en verkondigd? Gij zijt mijn getuigen: is er een God buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen. (Jesaja 44: 6–8)
De openbaring van God in het Nieuwe Testament verandert niets daaraan, dat er maar één God is. Monotheïsme is de absoluut noodzakelijke basis voor het juiste begrip van de Drie-eenheid.
In de discussies over de Drie-eenheid in de eerste eeuwen werd het juiste geloof verdedigd. Sommige mensen probeerden toentertijd de ”eenheid” en andere mensen de ”drieheid” van God op een extreme manier te benadrukken en wilden daardoor het geheimenis van de natuur van God op een niveau brengen, dat voor ons mensen begrijpelijk is.
Het Monarchianisme probeerde de eenheid en enigheid van God te verklaren door te zeggen dat de drie goddelijke personen drie verschijningen (modi) van de ene God zouden zijn. Daarom werd het Modalisme genoemd. Een andere benaming voor het Monarchianisme was Patripassionisme. Diegene, die deze term bedacht wilde waarschijnlijk laten zien, dat de consequentie van deze leer is, dat God de Vader aan het kruis geleden had en gestorven is. Dat is bij het geloof in een almachtige God absurd. De belangrijkste voorstander van deze leer was Noetus van Smyrna en Praxeas in de 2de eeuw en Sabellius in de 3de eeuw (vandaar ook Sabellianisme genoemd).
Het werd dan dus nodig om, behalve de eenheid van God, ook de werkelijke verschillen tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest toe te lichten en uit te leggen.
Het Subordinatianisme probeerde de Drie-eenheid als een rangschikking met verschillende niveaus begrijpelijk te maken. God de Vader is onbereikbaar en staat helemaal ”bovenaan”. Een bekende voorstander van deze leer was Origenes in de eerste helft van de 3de eeuw. Het Subordinatianisme beweerde, dat de Zoon en de Geest wel de goddelijke natuur hadden maar toch duidelijk onder God de Vader stonden. Deze leer werd aan het einde van de 3de eeuw en aan het begin van de 4de eeuw door Arius verder ontwikkeld. Arianisme leerde dat de Zoon aan het begin door de Vader werd geschapen en toen samen met de Vader de wereld had geschapen. De consequentie daarvan is, dat de Zoon geschapen is en daardoor niet God is. Een verdere voorstander van deze leer was Eusebius van Nicomedië.
Op de synode van Nicea in 325 werd uitgedrukt, dat de Zoon dezelfde natuur als de Vader heeft (homoousion to patri) en op de synode van Konstantinopel in 381 werd behalve de bevestiging van Nicea uitgedrukt dat de Heilige Geest dezelfde natuur heeft als de Vader en de Zoon.
2 Over de Godheid van Jezus: Jezus is God
Het Nieuwe Testament leert, dat Jezus de goddelijke natuur heeft, dat Hij volkomen één is met de Vader en toch verschilt van de Vader.
…, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen. (Romeinen 9:5)
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. (Johannes 1:1–3)
Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. (Johannes 1: 14)
Niemand heeft God ooit gezien, maar de eniggeboren God, die rust aan het hart van de Vader, Hij heeft Hem doen kennen. (Johannes 1: 18 Willibrordvertaling)
In deze verzen staan belangrijke en essentiële uitspraken over ons onderwerp. Het gaat hier over het eeuwige bestaan van de goddelijkheid van de tweede goddelijke persoon, van de Zoon. ”Woord” — Grieks: ”Logos” — is de benaming, die Johannes voor de Zoon gebruikt. Over het ”Woord” wordt gezegd, dat hij zowel God is als ook bij God was, wat aan de ene kant laat zien, dat Hij dezelfde natuur heeft maar aan de andere kant toch van de Vader verschilt.
In Jezus is het Woord mens geworden, niet de Vader of de Heilige Geest zijn mens geworden, maar de Zoon, die door de Vader werd verwekt, die op een eeuwige manier uit de Vader voortkomt en die — omdat hij verwekt is — dezelfde natuur heeft als de Vader. In Johannes 1: 18 zijn er meerdere tekstvariaties. De meeste vertalingen schrijven overeenkomstig met latere manuscripten: ”…de eniggeboren (enige) Zoon, die aan de boezem (schoot/hart) van de Vader is…”, maar de tekst zoals hij hierboven uit de Willibrordvertaling genomen is, is in overeenstemming met de oudste en daardoor ook betrouwbaarste manuscripten, waarin de Godheid van Jezus nog een keer duidelijk betuigd word.
Over de Godheid van Jezus willen wij nog een uitvoerig apart onderwerp schrijven dat later zal verschijnen.
3 De Heilige Geest als persoon
Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. (Johannes 14: 15–17)
Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. (Johannes 14: 25–26)
De Heilige Geest wordt Trooster genoemd. Het Griekse woord ”parakletos” dat hier wordt gebruikt kan ook met ”Helper” worden vertaald. De Geest zal leren en zal te binnen brengen (in herinnering brengen) wat Jezus heeft gezegd. Als Jezus zo over de Heilige Geest praat, openbaart Hij ons dat de Geest een persoon is en niet een onpersoonlijke kracht.
In deze tekst (vers 26) staat een ondubbelzinnig filologisch bewijs ervoor, (dat men niet in het Nederlands kan vertalen) dat de Heilige Geest een persoon is:
Het Griekse woord voor Geest is ”pneuma” en dit is onzijdig. Maar het voornaamwoord, dat daarbij hoort — ”Ekeinos” — is niet onzijdig, maar is een mannelijk aanwijzend voornaamwoord. Het natuurlijke Geslacht staat hier dus in plaats van het grammaticale geslacht. Nog een keer samengevat: (Joh. 14: 26): ”… de heilige Geest (onzijdig), die (onzijdig) de Vader zenden zal in mijn naam, die (mannelijk) zal u alles leren …” De enige uitleg die mogelijk is, is dat hier over de geest als persoon word gesproken.
In Handelingen vinden we nog een tekst, die laat zien dat de Heilige Geest een persoon is:
En een zeker man, met name Ananias, met zijn vrouw Saffira, verkocht een eigendom, hield iets van de opbrengst achter, met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde het aan de voeten der apostelen. Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. (Handelingen 5: 1–4)
Het is niet mogelijk om een onpersoonlijke kracht te bedriegen. Men kan alleen een persoon bedriegen, iemand met wie je een relatie hebt. Tegen hem ben je verplicht de waarheid te zeggen.
4 De Drie-eenheid /Drievuldigheid / Triniteit
Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen; (Johannes 15:26)
Jezus zal de Trooster van de vader zenden — hier worden al de drie Goddelijke Personen genoemd. In Johannes 14:26 is het de Vader, die de Geest zal zenden. Hierdoor kunnen we zien, dat Jezus dezelfde autoriteit heeft.
… doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen. (Johannes 16:13–15)
Dit citaat is een nog een uitdrukking van de eenheid in God en het samenspel/samenwerken van de Goddelijke personen. Nadat God heeft geopenbaard dat er maar ÉÉN GOD is, openbaart hij dus de verscheidenheid van de DRIE PERSONEN IN GOD.
5 Het voortkomen of uitgaan van de personen in de Drie-eenheid
Wanneer spreken we van het eeuwige voortkomen of uitgaan van de Zoon en de Heilige Geest? Is dat alleen maar een uitdrukking of beschrijven deze woorden werkelijk de innerlijke natuur van God? Wij moeten toegeven, dat onze menselijke taal niet perfect is. Ons begrip van woorden is het resultaat van onze ervaring en de eeuwige natuur van God staat ver boven alle menselijke ervaring. Daarom is elke menselijke taal een zeer tekortschietend instrument om God te beschrijven. Maar we hebben geen ander middel. En God zelf gebruikte de menselijke taal om zich aan ons te openbaren, hoewel hij wist, dat zijn woorden vaak verkeerd werden begrepen en zelf verdraaid worden.
Jezus kwam in de wereld om de Vader te openbaren. Daarom konden zijn woorden niet alleen maar uitdrukkingen in de context van het Joodse denken zijn. Openbaring betekent, dat Jezus ons informatie over de natuur van God bracht. Jezus sprak over de relatie tussen de vader en de Zoon. Dat kunnen we als een beeld interpreteren. Dit beeld houdt in, dat de Vader de Zoon had verwekt. Andersom is dat niet mogelijk. Johannes noemt de tweede Goddelijke persoon ”Logos”, dat betekent ”Woord”. Dat betekent ook, dat er iemand is die dat Woord spreekt. De Logos gaat zelf uit van de Vader.
Tussen de drie Goddelijke personen kunnen er geen verschillen zijn wat hun Goddelijke eigenschappen betreft (almacht, alomtegenwoordigheid, alwetendheid). En het kan niet zo zijn, dat er kleinere en grotere Personen in God zijn. Als wij de verschillen in de relaties weglaten, blijft er helemaal geen verschil meer. Dan zou men niet over drie Goddelijke personen kunnen spreken, want deze manier van denken leidt tot een begin van Modalisme. De drie Goddelijke personen zouden dan geen realiteit in God zijn, maar alleen verschillende vormen van openbaring.
Verder is het niet mogelijk te zeggen, dat sommige uitspraken in de bijbel over de Drie-eenheid / Triniteit een uitdrukking van het Joodse denken zijn. Johannes noemt Jezus de ”eniggeboren God” (Grieks: monogenes theos). Deze uitdrukking past niet bij het Joodse en ook niet bij het Griekse denken en is in zich zelf onlogisch. Je bent of ”geboren/verwekt” of ”zelf God”. Daarom hebben sommige mensen, die de manuscripten gekopieerd hebben, gedacht dat men dat moet corrigeren. Daardoor hebben ze liever de bijbel als hun eigen denken gecorrigeerd. Deze uitdrukking is ook alleen maar zinvol als het op de eeuwige uitgaan of voortkomen van de Logos in de Drie-eenheid betrekking heeft. Het eeuwige uitgaan of voortkomen van de Zoon is een eeuwig proces buiten tijd en ruimte. Vergelijkbaar met de zon, die voortdurend straalt, is het uitgaan van de Zoon uit de Vader iets dat geen begin en geen einde heeft. De Vader is de eeuwige oorsprong van de Zoon. Ze hebben allebei aandeel aan de éne, ondeelbare God. De ”voorrang” van de Vader kan geen oorsprong in tijd zijn, het kan ook niet belangrijkheid of kracht zijn. Het is alleen een voorrang in oorsprong.
Het essentiële kenmerk van de Drie-eenheid is, dat het enige verschil in de relaties tot elkaar ligt, in alle andere dingen zijn ze hetzelfde. Dat betekent, dat als wij zeggen, dat de Vader ons liefheeft, dat dat ook de liefde van de Zoon en de Heilige Geest inhoudt. En als we zeggen, dat dat de Zoon aanwezig is in de gemeenschap van diegenen, die hem liefhebben, dan betekent dat ook, dat de Vader en de Heilige Geest aanwezig zijn. Ook als men uitdrukt, dat de Heilige Geest ons met kracht vervult, dan weten wij, dat hij samen met de Vader en de Zoon handelt. Dat een gemeenschappelijke handeling van de drie Goddelijke personen aan één persoon wordt toegeschreven, weerspiegelt de rol van die persoon in de Drie-eenheid.
Samengevat kunnen we zien, dat het Nieuwe Testament de eenheid en tegelijkertijd de relatie tussen Jezus en de Vader openbaart. De uitdrukking ”eniggeboren” (Grieks: monogenes) laat zien, dat de Zoon zijn bestaan door de Vader kreeg, maar er wordt geen tijdstip genoemd. Het gebeurde in de relatie. De Vader is de oorsprong van de Zoon. De Zoon gaat op een eeuwige manier van de Vader uit en heeft daardoor dezelfde natuur en is op dezelfde manier eeuwig. De Heilige Geest is door de Vader en de Zoon in de wereld gezonden. Hij heeft zijn bestaan uit dezelfde oorsprong, is op een eeuwige manier hetzelfde en neemt op dezelfde manier deel aan het geven, ontvangen één-zijn in God.
In 1 Timoteüs 6: 15b-16 staat over God:
… de Koning der koningen en de Here der Heren, die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen.
In dit vers gaat het niet alleen over de heiligheid van God, maar ook erover de onbegrijpelijkheid van God. Dat wij als schepselen van God zijn eeuwige natuur met ons verstand niet kunnen bevatten, kan geen argument tegen de Drie-eenheid zijn. Het bestaan van God heeft een andere dimensie als die, die wij kennen. Hij openbaart zich aan ons in een een geheimenis, dat meer schenkt als wij kunnen vragen of verwachten. Daarom zijn wij dankbaar dat God ons zo veel van zich heeft geopenbaard. Zelfs als wij zijn natuur in de volle diepte nu nog niet begrijpen, laat Hij toch zijn liefde en de eenheid duidelijk zien, die in zijn natuur liggen, als basis voor ons leven en handelen hier op aarde. God wil, dat wij hem kennen, zodat een werkelijke, levende relatie tussen hem en zijn kinderen kan ontstaan. De weg daar naartoe is voor alle mensen open.
- Als Bijbelvertaling hebben wij, tenzij bij het citaat anders aangegeven, de NBG51 geciteerd. ↩