Download PDFDownload eBook (ePub)
Inhoud
1. Verschillende interpretaties
Het woord ”uitverkiezing” of ”predestinatie” komt meerdere keren voor in de bijbel, maar wordt op verschillende manieren uitgelegd. De twee belangrijkste gedachtegangen zijn:
- De eerste (en de juiste) gedachtegang is uitverkiezing of predestinatie op basis van voorkennis. Dit betekent, dat God van tevoren weet wie Hem wil liefhebben. En die personen kiest Hij. Uitverkiezing is de eeuwige, uit liefde voortkomende, beslissing van God, waarmee Hij een historisch plan voor verlossing opstelt. Daardoor geeft Hij iedere persoon de mogelijkheid voor eeuwige verlossing. God heeft Jezus uitverkoren om de enige en absolute middelaar te zijn tussen Hem en de mensheid.
- De tweede gedachtegang is het geloof dat God souverein is en alles wat er gebeurt bepaalt en vaststelt, ongeacht wat een mens wil. Wat God beslist kan niemand veranderen. Binnen deze gedachtegang bestaan er twee richtingen:
- Enkelvoudige predestinatie (waarin Luther geloofde) en
- Dubbelvoudige predestinatie (waarin Calvijn geloofde)
Enkelvoudige predestinatie betekent dat God van tevoren bepaalt wie er in de hemel komt.
Dubbele predestinatie betekent dat God van tevoren bepaalt wie er in de hemel zullen komen en wie er in de hel zullen komen.
In de rest van dit artikel gebruiken wij de woorden ‘uitverkiezing’ en ‘predestinatie’ voor de tweede (bovengenoemde) gedachtegang.
Binnen deze tweede gedachtengang over uitverkiezing zijn er drie belangrijke voorstanders:
Augustinus (354–430):
Augustinus was de eerste persoon die een systematische leer over uitverkiezing opgesteld heeft. De dwang die hij voelde om de onverdiende, willekeurige aard van genade te verdedigen leidde hem ertoe de leer van uitverkiezing op te ontwikkelen. In “Ad Simplicianum” ontwikkelde hij zijn leer en legde Romeinen 5:12 en hoofdstuk 9 uit.
”Het plan van God bestaat eerst en door dit plan verkiest hij” (Ad Simplicianum I, 2, 6)
In “Ad Simplicianum” schrijft hij dat God zoveel mensen verkiest voor de hemel als er engelen zijn gevallen. (Faith, Hope and Charity /Enchiridion de fide, spe et caritate/ 9,29)
Luther (1483–1546):
Luther, die zelf een monnik in de orde van Augustinus was, nam deze leer meer dan duizend jaar later over en ontwikkelde hem verder. In zijn belangrijkste werk “De knechtelijke wil” schrijft hij:
”Want als wij geloven dat het waar is dat God alle dingen van tevoren weet en van tevoren bepaalt … en dat niets buiten zijn wil om gebeurt, dan kan er als logische consequentie, geen vrije wil zijn in een mens, engel of welk ander schepsel dan ook.” (I bid. p. 317, paragraaf 19)
Calvijn (1509–1564):
Calvijns leer kreeg veel invloed toen zij besproken en ontwikkeld werd op de synode van Dordrecht (1618–1619 in Nederland) en werd de officiële gereformeerde leer.
“Met uitverkiezing bedoelen we het eeuwige besluit van God waarmee hij in zichzelf bepaalde wat Hij wilde dat er zou gebeuren met elk mens. Alle zijn niet op gelijke voorwaarden geschapen, maar sommige zijn voorverordineerd voor het eeuwige leven, andere voor het eeuwige verderf.” (Institutio Christianae Religionis 3. 21. 5)
2. De Bijbel leert …
God leeft in de eeuwigheid. Hij leeft niet in de tijd zoals mensen. Voor hem is alles tegenwoordige tijd. Daarom weet hij welke keuzes mensen maken. Omdat God weet wie er voor hem kiezen, kan Hij hen kiezen en uitverkiezen om zijn gehoorzame kinderen te worden. God kiest dus op basis van voorkennis.
29 Want hen die Hij (God) VAN TEVOREN GEKEND HEEFT, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. 30 En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt. (Romeinen 8: 29–30)1
Vers 30 moet samen met vers 29 gelezen worden waar uitgedrukt is dat God die mensen verkiest die Hij van tevoren gekend heeft. Dit betekent dat God niet willekeurig kiest, maar op basis van de beslissing van de mens die Hij tevoren geweten heeft. Iedereen van wie Hij wist dat ze voor God zouden kiezen, verkoos Hij om ‘aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn‘.
1 Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië, 2 UITVERKOREN OVEREENKOMSTIG DE VOORKENNIS VAN GOD DE VADER, door de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus … (1 Petrus 1:1–2)
God wil in zijn liefde iedereen verkiezen (kiezen en redden) om eeuwig met hem samen te zijn, maar hij dwingt niemand om een relatie met hem te hebben.
(…) 3 Want dat is goed en welgevallig in de ogen van GOD, ONZE ZALIGMAKER, 4 DIE WIL DAT ALLE MENSEN ZALIG WORDEN en tot kennis van de waarheid komen. (1 Timoteüs 2:3–4)
De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar HIJ HEEFT GEDULD MET ONS EN WIL NIET DAT ENIGEN VERLOREN GAAN, maar dat zij ALLEN TOT BEKERING KOMEN. (2 Petrus 3:9)
In de bijbel vinden we de duidelijke leer dat God wil dat iedereen in de hemel komt, maar dat de mensen een vrije wil hebben om te beslissen dat ze dat niet willen. Als God de beslissing van mensen niet mee zou laten tellen, zou de hel leeg zijn omdat God dan ook daadwerkelijk iedereen zou redden.
maar de Farizeeën en de wetgeleerden VERWIERPEN HET RAADSBESLUIT VAN GOD MET BETREKKING TOT ZICHZELF, omdat ze niet door hem gedoopt wilden worden. (Lukas 7:30)
De Farizeërs en de wetgeleerden hebben zelf beslist om niet deel te nemen aan Gods raadsbesluit. God wilde ook dat zij zich zouden bekeren, maar zij wilden het niet.
Het doel van het bestaan van de wereld
God schiep de wereld omdat Hij liefde is. Hij wilde deze liefde met mensen delen. Daarom schiep Hij ons om heilig te zijn, zoals Hij heilig is (1 Petrus 1:16). God heeft nooit gewild dat mensen zouden zondigen. Het feit dat de mensen ongehoorzaam waren en tegen God gezondigd hebben, is een inbreuk op het eigenlijke plan van God. Het eigenlijke doel voor de mensen was om een relatie met hun Schepper te hebben. Wij weten dat God liefde is en dat Hij rechtvaardig is en dat alle deugden in Zijn wezen samenkomen. Daarom was zijn plan om de wereld te scheppen ook puur. Hij houdt van de mensen die Hij geschapen heeft. Als Hij zou hebben beslist dat alles volgens zijn wil zou gebeuren, zou de vervulling van zijn plan voor een wereld vol van liefde en vrede onveranderd zijn gebleven tot op de dag van vandaag. Omdat Hij de wil van mensen respecteert, kon de zonde in de wereld komen, door hun beslissing. Maar de leer van de uitverkiezing drukt in feite uit dat God van tevoren gepland heeft dat de mens zou moeten zondigen en dat Hij wil dat de meeste mensen naar de hel gaan. Dit zou God de auteur van de zonde maken. Voordat ze geboren zijn, is er al beslist dat de meeste mensen nooit een kans zullen hebben om gered te worden (volgens Calvijn).
23 Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere Heere. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven? (…) 31 Werp al uw overtredingen, waarmee u overtreden hebt, van u af en maak u een nieuw hart en een nieuwe geest. Waarom zou u sterven, huis van Israël? 32 IK SCHEP IMMERS GEEN BEHAGEN IN DE DOOD VAN EEN STERVENDE, spreekt de Heere Heere, dus BEKEER U EN LEEF! (Ezechiël 18:23, 31–32)
In de bijbel worden de mensen heel vaak opgeroepen: “Bekeer U!” Dit veronderstelt dat het mogelijk is! Wanneer Hij ons roept: “Bekeer U” beveelt hij niet, maar hij bemoedigt, vermaant, vraagt. Voor de Almachtige is dat geen vernedering – omdat hij volkomen deemoedig is:
… alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen. (2 Korintiërs 5: 20)
Relatie, liefde en wil
De reden van het bestaan van mensen is om een relatie met God te hebben (Johannes 17:3). De belangrijkste eigenschappen van een relatie zijn liefde en een vrije wil. Als iemand gedwongen wordt om met iemand anders samen te zijn, is dat niet een uitdrukking van liefde. Een relatie is gebaseerd op liefde als beide partijen de vrijheid hebben om te kiezen of ze samen willen blijven of om zich van elkaar te scheiden. Als je de macht hebt over iemands wil, is hij een robot geworden. Robots doen dat waarvoor ze gemaakt zijn. God heeft geen robots geschapen, maar mensen, die de keus hebben om Hem lief te hebben, of om dat niet te doen.
19 Ik roep heden de hemel en de aarde tot getuigen tegen u: het leven en de dood heb ik u voorgehouden, de zegen en de vloek! KIES DAN HET LEVEN, OPDAT U LEEFT, u en uw nageslacht, 20 door de HEERE, uw God, lief te hebben, Zijn stem te gehoorzamen en u aan Hem vast te houden – want Hij is uw leven en de verlenging van uw dagen – om te blijven in het land dat de HEERE uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te geven. (Deuteronomium 30:19–20)
Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! HOE VAAK HEB IK UW KINDEREN BIJEEN WILLEN BRENGEN, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar U HEBT NIET GEWILD! (Matteüs 23:37)
Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, MAAR Ú MOET OVER HEM HEERSEN. (Genesis 4:7)
Zelfs na de zondeval zijn de mensen niet verplicht om te zondigen, maar worden opgeroepen om over de zonde te heersen.
3. Gevolgen van deze leer
- Mensen die in uitverkiezing geloven ontkennen dat de mens een vrije wil heeft om God’s aanbod van genade te accepteren of af te wijzen.
- Zij geloven normaal gesproken ook dat de mens volledig verdorven is, omdat als mensen in staat zouden zijn om iets goeds te doen, zij ook God zouden kunnen zoeken. Dit is geen bijbelse leer.
Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. (Romeinen 2:14)
- Als iemand zonder eigen keus bestemd is voor een eeuwig leven met God, is het onmogelijk om van God weg te gaan (en eeuwig verloren te zijn), dus als iemand uitverkiezing leert zou de consequentie zijn dat afval van het geloof niet mogelijk is.
Zie ons onderwerp ”Afval van het geloof”.
- Verder kan diegene die uitverkoren is de genade niet weerstaan, omdat die die uitverkoren zijn toch sowieso bij God zullen komen.
Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, U VERZET U ALTIJD TEGEN DE HEILIGE GEEST; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. (Handelingen 7:51)
- Uitverkiezing negeert de belangrijkheid van werken. De bijbel leert zeer duidelijk dat het geloof zonder werken dood is en dat het geloof alleen niet redden kan.
Zie ons onderwerp ”geloof en werken” (komt nog).
14 Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? KAN DAT GELOOF HEM ZALIG MAKEN? (…) 20 Maar wilt u weten, o dwaze mens, dat het GELOOF ZONDER DE WERKEN DOOD IS? (Jakobus 2: 14 en 20)
Wanneer men leert dat werken niet belangrijk zijn, heeft dat tot gevolg dat het niet mogelijk is om aan de vruchten te zien of iemand een christen is of niet.
Zie ons onderwerp ”Wat betekekent het om een christen te zijn?”.
Dat is in strijd met Mattheüs 7:16, waar staat dat men een boom aan de vruchten kan kennen.
Aan hun vruchten zult u hen herkennen. Men plukt toch geen druif van doornstruiken of vijgen van distels? Mattheüs 7:16)
Echt geloof wordt gevolgd door daden en toewijding.
- Kerk verliest haar betekenis, omdat je tegen niemand kan zeggen: je moet een beslissing nemen. Het gevolg is dan, dat ongelovigen vaak jarenlang geaccepteerd worden zonder dat ze een beslissing nemen, hoewel de bijbel leert in 2 Kortinthe 6:14 – 7:1 dat gelovigen en ongelovigen niet onder een juk kunnen gaan en voor hetzelfde doel kunnen vechten.
14 Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis? 15 En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of wat deelt een gelovige met een ongelovige? 16 Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: IK ZAL IN HUN MIDDEN WONEN EN ONDER HEN WANDELEN, EN IK ZAL HUN GOD ZIJN EN ZIJ ZULLEN MIJN VOLK ZIJN. 17 GA DAAROM UIT HUN MIDDEN WEG EN ZONDER U AF, zegt de Heere, en RAAK HET ONREINE NIET AAN, en Ik zal u aannemen, 18 en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige. 1 Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God. (2 Korinthe 6:14–7:1)
- Daarom wordt er dan vaak een verschil gemaakt tussen de lokale “zichtbare” kerkdiensten (waar er dan ook ongelovigen bij zijn) en de “onzichtbare kerk” die alleen uit echte gelovigen bestaat, onafhankelijk van plaats en tijd. Dit gekunstelde verschil heeft geen enkele basis in de bijbel.
Zie ons onderwerp ”De zichtbare Kerk”.
- Uitverkiezing betekent ook dat zelfs als iemand zich vandaag wil bekeren, dat hij dat niet kan, omdat hij moet wachten tot God hem bekeert. Dit betekent dat iemand er niet mee kan beginnen om een heilig en godvruchtig leven te leiden, hoewel in Hebreeën 3:7–8 en Psalm 95:7–8 staat:
(…) HEDEN, INDIEN U ZIJN STEM HOORT, VERHARD DAN UW HART NIET, zoals bij de verbittering,
Dit is een door mensen gemaakte, catastrofale dwaling die passieven mensen tot gevolg heeft.
- Deze leer leidt ook tot een verkeerde voorstelling van God. Als het zo zou zijn dat God onafhankelijk van de wil van mensen zou beslissen wie er gered is en wie niet, dan zou dit betekenen dat Gods toorn over mensen komt die hij eigenlijk ZELF NIET WIL REDDEN. Het is niet rechtvaardig om mensen te bestraffen voor iets waar hij dan in principe niets aan kan doen of wat hij niet kan veranderen; het zou dan eigenlijk niet de schuld van de mens zijn als hij er niets aan kan doen. God zou dan onrechtvaardig zijn!
- Uitverkiezing leert dat het hele wereldgebeuren volgens het plan van God afloopt. Dat betekent dat God niet alleen het goede wil, maar ook het slechte. Zo wordt God tot Auteur van de zonde gemaakt.
- De verschillende vormen van uitverkiezing: enkelvoudige en dubbele uitverkiezing, verschillen in werkelijkheid eigenlijk niet. Beide leren sluiten de vrije wil uit. Als God (in het geval van enkelvoudige uitverkiezing) “alleen maar” die kiest die naar de hemel gaan, zijn die anderen daarvan automatisch uitgesloten. Op deze manier is Gods eigen natuur de reden voor de verdoemenis van die mensen.
- Wie uitverkiezing leert moet zich bewust zijn van het feit dat hij de natuur van een mens op een verkeerde manier begrijpt en definiëert. Hij devalueert de mens doordat hij ontkent dat hij een persoon is. Een persoon te zijn betekent in staat en verplicht te zijn uit vrijheid bewust te handelen, met bepaalde motieven en doelen. Dat betekent toegang te verkrijgen tot de zin van het leven en de consequenties te dragen die de eigengekozen manier van leven met zich meebrengt.
4. Teksten die de vrije wil lijken uit te sluiten
Het is ons bewust, dat iemand die aan deze leer gewend is, problemen heeft met enige teksten in de Bijbel. Om de werkelijke betekenis van de verzen, die als uitverkiezing klinken, te begrijpen is een grondige studie van deze verzen nodig. Desalnietemin is het essentieel in gedachten te houden wat we over Gods wezen weten. God is liefde. Verder vinden we in het Oude en Nieuwe Testament uitdrukkingen die men niet woordelijk uit kan leggen.
Wij kunnen helaas niet alle teksten in deze schrift behandelen, maar we proberen de meestgebruikte te noemen.
Efeziërs 1:3–5,11
3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, 4 omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde. 5 Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil, (…) 11 In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil, … (Efeziërs 1:3–5,11)
Waarop ligt de nadruk in vers 4? Als we benadrukken dat “Hij ons (…) uitverkoren heeft”, dan zou men het kunnen interpreteren zoals Calvijn het doet.
Maar het beeld verandert compleet als we het lezen ”omdat Hij ons (…) in Hem uitverkoren heeft”. Als we de text op die manier interpreteren, staat hier eigenlijk niets anders als in Joh. 3:16. Dat betekent dat God alle mensen will verlossen die in Zijn Zoon geloven en dat die, die Zijn Zoon verwerpen verloren zullen gaan.
In Éfeze 1:4 betekent dit, dat Hij ons in Christus heeft uitverkoren en in Hem alleen. Diezelfde gedachtengang wordt uitgedrukt in vers 3,5 en 11. Daarom betekent dat, dat als we niet tot Christus komen, plaatsen we onszelf buiten de grenzen van Gods uitverkiezing. De leer van verkiezing of uitverkiezing in Christus is eenvoudigweg een uitdrukking voor het feit, dat we alleen door Gods genade gered worden. Niet op basis van werken, maar op basis van de genade die God ons geeft. Deze genade is voor alle mensen verkrijgbaar en niet alleen maar voor een bepaald aantal mensen zoals de Calvinisten het interpreteren.
Filippenzen 2:12–13
12 Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, 13 want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen. (Filippenzen 2:12–13)
In het begin van het hoofdstuk schrijft Paulus over het voorbeeld van Jezus, dat Hij gaf doordat Hij zich helemaal vernederde. Hij dacht alleen maar aan wat het beste was voor anderen en gaf Zijn leven in alle aspecten voor de mensen. Daarom kreeg Hij Zijn heerlijkheid terug.
Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is, (Filippenzen 2: 9)
In vers 12 gaat Paulus daarmee verder en legt uit dat we “daarom” alles moeten doen wat we kunnen en wat in onze kracht is om vast te houden aan de relatie met God om het doel van onze verlossing te bereiken. Het is duidelijk dat onze wil en onze kracht voor deze beslissing nooit sterk genoeg is. Daarom moeten we Gods aangezicht met “vrees en beven” zoeken. Dit drukt eer, verheerlijking, ernstigheid en respect uit en het bewustzijn dat we voor de almachtige en alwetende God staan (vs 12), die onze kleine wil sterkt die we hebben (vs 13). Hij geeft ons de kracht om te willen en te handelen.
Het is belangrijk dat er geen misverstand ontstaat bij vers 13, dat men zou denken dat iemand geen invloed op zijn eigen wil kan hebben. Anders zou Paulus in vers 12 nooit geschreven hebben: “werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven”. Om dit te kunnen doen, is het een voorwaarde dat iemand de wil heeft om dit te kunnen doen.
Vers 13 begint dan ook met: “Want het is God, die in u werkt”. Deze uitdrukking laat zien dat vers 13 uitlegt waarom we Gods aangezicht moeten zoeken met vrezen en beven, namelijk, omdat Hij de enige is die kan helpen en onze kleine wil kan sterken.
Johannes 6:44
Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. (Johannes 6:44)
In de verzen voor vers 44 zegt Jezus dat Hij het ware brood is, dat Hij het eeuwige leven geeft en dat de mensen in hem moeten geloven. Daarom roept Hij de mensen op om Hem te volgen als Messias. Voor de Joden was het altijd al duidelijk dat ze alleen God moesten volgen. Daarom was het voor hen heel erg moeilijk om de oproep van Jezus te accepteren (dat de mensen Hem moeten volgen). Daarom benadrukt hij de diepe eenheid tussen Hem en de Vader die ze al kenden.
Het feit dat de Vader een mens trekt drukt uit hoe iemand tot Jezus komt, maar het drukt niet uit dat de Vader niet bereid zou zijn om iedereen te trekken als ze bereid zouden zijn om te volgen. God trekt dus alle mensen naar Jezus, maar niet alle mensen laten zich trekken. Nochmaals: Jezus zegt niet: ”de meeste van jullie kunnen zowiezo niet tot mij komen, omdat God jullie niet eens wil kiezen”, maar Jezus zegt: ”de enige weg tot mij is als jullie je door de Vader laat trekken. Ik ben met de Vader in eenheid en breng geen ”onbekende nieuwe religie”.”
Nog meer over de context:
De uitspraak van Jezus is een directe reaktie op de, aan de ene kant verachtende, aan de andere kant teleurgestelde vraag in vers 42:
42 En zij zeiden: Is Hij niet Jezus, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald? (Johannes 6:42)
Het zou op geen enkele manier in de context passen als Jezus hierop op een manier geantwoord had van: “Jullie kunnen helemaal niet zelf beslissen” of “De Vader kiest de mensen die een relatie met mij kunnen hebben”. Maar de reactie van de mensen laat zien dat zij begrepen dat Jezus zegt dat Hij de zoon van God is die van de hemel nedergedaald is, die in perfecte eenheid met de Vader is. In vers 45 gaat Hij verder:
Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. (Johannes 6:45)
In deze verzen gaat het erover hoe we de openbaring van God op de goede manier begrijpen kunnen en de goede houding tegenover de Messias, dat betekent tegenover Jezus. Iedereen is uitgenodigd, niet een bepaalde elitegroep van mensen die dat nog niet weten.
Romeinen 9
Het probeleem van de Joden (in het bijzonder 9:1–8, 30–33)
De Joden steunden op de wet en de beloften die aan hen werden gegeven. Zij deden dit op een formalistische en niet op een geestelijke manier (Lk. 3:8). Ze luisterden niet naar Jezus (Joh. 8:39). Dat had een schijnbare tegenstelling tot gevolg. De heidenen vonden de Verlossing, hoewel ze daarnaar niet hadden gezocht. De Joden, die onvermoeibaar “jaagden” naar de verlossing, konden ze niet vinden. (Rom 9:30–32). Paulus geeft de oplossing voor deze “tegenstelling” in het negende hoofdstuk van de brief aan de Romeinen door te zeggen, dat een mens met zijn activiteit niet de MAATSTAF voor gerechtigheid vast kan stellen. Hij begint met het thema van de beloften.
De text in detail
In vers 1–5 beschrijft Paulus, wat Israel allemaal gekregen had: het zoonschap, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de godsdienst en de beloften, dat de Messias uit de Joden zou komen. Joden zien deze dingen als garantie voor hun verlossing. Toch zegt Paulus (vers 1–3), dat de meeste van hen niet gered worden. Voor de Joden is dat een tegenstelling. Paulus drukt deze manier van denken in vers 6 uit waar hij zegt: … niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen. (zogezegd: dat zijn woorden van belofte (vs 1–5) niet uitkomen). De Joden kregen wel veel beloften, toch werden de meeste Joden niet gered.
Vers 6 Het woord van God is niet uitgevallen! Zeker niet! Het is niet het belangrijkste, om zaad Abrahams (een nakomeling) te zijn, maar om gehoorzaam te zijn! Een kind der belofte dat als “zaad Abrahams” gezien wordt. (vers 7/8).
Vers 9–13: Paulus schrijft over Izaak en Jakob. Jakob is een bijzonder goed voorbeeld, dat de belofte niet door menselijke maatstaven geerft werd. Ezau was de eerstgeborene en volgens de traditie zou hij de erfgenaam van de belofte zijn gewezen. Maar de werkelijkheid zag er anders uit. Hierdoor is het goed zichtbaar, dat God zich het recht voorbehoudt om te beslissen, wie de drager van de belofte moet worden. (Niet de MENSELIJKE MAATSTAF, maar GODS MAATSTAF)
Eigenlijk schrijft Paulus hier over de vraag van de geestelijke taken in het heilsplan.
Vers 11 Want als [de] [kinderen] nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, …
God besliste, dat Ezau Jakob moest dienen. Deze onderwerping van Ezau tegenover Jakob drukt zeker niet uit, dat God vantevoren beslist had, wie Hij zou redden en wie Hij zou verdoemen. Maar het drukt uit, dat God al voor de geboorte besliste, wie de drager van de belofte zou zijn. Daardoor kon Jakob er niet trots op zijn en zeggen dat hij het door werken verdient zou hebben (vers 12).
Vers 13 wordt vaak op de volgende manier geinterpreteerd: dat aan Rebekka al voor de geboorte van de tweeling geopenbaard werd, dat God Jakob lief zou hebben en Ezau zou haten. Dat klopt niet! Vers 13 is een citaat uit Maleachi 1: 1–5 dat vele eeuwen na de dood van Ezau en Jakob werd geschreven. Deze text is geschreven, om uit te drukken dat God het volk van Ezau (de Edomieten) had verworpen, omdat ze van het begin af aan een vijandschappelijke houding tegenover Israel hadden. (Numerie 20: 14–21). Het gaat wederom niet om Ezaus persoonlijke lot, maar om het lot van de Edomieten als volk. Paulus citeert Maleachie om te laten zien, dat Israel (Jakobs nakomelingen) de gekozenen zijn.
De Verzen 14–16 ”Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre!” Omdat God kiest en verordineert volgens zijn eigen maatstaven (=die die zich werkelijk aan God willen onderwerpen en gehoorzaam willen zijn). Hij heeft het recht om te beslissen wie de belofte zal dragen.
De verzen 17–19 Het gaat hier niet om de bestemming van de Farao in de eeuwigheid, maar om de toestemming voor de Israelieten om Egypte te verlaten. Gods plannen voor de mensheid kan niemand tegenhouden. Ook al zou de Farao toestaan dat de Israelieten het land verlieten, dan zou hij zijn geloof toch niet hebben veranderd. Hij zou dan een afgodendienaar gebleven zijn. God schiep de mensen zo, dat hij zich verhardt als hij God afwijst. In dit voorbeeld is het duidelijk, dat Paulus niet uit wil leggen, waarom de Farao naar de hel gaat en niet door God gekozen is, maar dat het om zijn slechtheid gaat, omdat hij tegen het Joodse volk werkt.
Bij de verzen 20–24 Paulus heeft Paulus Jeremia 18: 1–10 als bron von zijn gedachten:
In Jeremia vormt een pottenbakker de klei. Het lijkt erop dat hij ziet, hoe de mensen handelen en precies op diezelfde manier de potten vormt. Maar er gebeurt hier ook iets anders. De pottebakker vormt uit de oude klei van de kapot gemaakte vaten, vaten ter ere. Dat betekent dat deze text op een zeer sterke manier tegen uitverkiezing spreekt en dat het hier eigenlijk over Gods genade gaat.
Paulus behandelt de gelijkenis van de pottenbakker op twee verschillende manieren in de verzen 20–21 en 22–24.
Eerst de verzen 20–21, Paulus zegt niet, dat een mens God niet kan bekritiseren voor de manier waarop hij gemaakt is. De pottenbakker heeft het recht om vaten te maken ter ere en ter onere. Het is belangrijk om te begrijpen dat de vaten ter ere en de vaten ter onere beide nodig zijn in de huishouding (b.v. wijnglazen en poetsemmers). Dat betekent dat het in deze verzen niet over verlossing en verdoemenis gaat, maar over een belangrijk en minder belangrijk doel. God heeft het recht om te beslissen of iemand een belangrijke of een minder belangrijke taak krijgt.
In de verzen 22–24 schrijft Paulus over de vaten des toorns en de vaten der barmhartigheid. Met de laatstgenoemde groep identificeerd hij de christenen uit de heidenen en uit de Joden. De vaten des toorns zijn die, die beslist hebben God niet te volgen. Het feit dat mensen beslissen om God niet te volgen is niet expliciet genoemd hier, maar dat moeten we aannemen door andere texten. We zien dat Paulus hier het thema van de eeuwige bestemming van de mensen beroert. Hij wil niet zeggen dat we onze bestemming niet kunnen beinvloeden, maar dat de mensen zich aan God moeten onderwerpen en dat ze zijn wegen, die van tevoren zijn voorbereid moeten volgen. (vers 23) Het is moeilijk om een duidelijke overgang van de themas te zien. Gods grootheid wordt benadrukt. Niet omdat God willekeurig over de eeuwige bestemming van de mensen beslist, maar omdat de mensen zich God en de weg die Hij in Christus geopend heeft moeten onderwerpen.
Door het lezen van de verzen in Jeremia, die hier worden geciteerd, kunnen we zien dat er van uit wordt gegaan dat de Joden een vrije keus hebben of ze God willen volgen of niet.
De Joden kunnen niet helemaal worden vergeleken met een vat, dat slecht geschapen werd en daarom door God verworpen als Joods volk waarna Hij een ander volk koos. Het beeld heeft grenzen, ook omdat klei geen vrije wil heeft in tegenstelling tot mensen. Als God iets schept, zal het niet mislukken. De vervorming van de vaten is niet het werk van de pottenbakker, maar van de vaten zelf. Daarom is het vergelijk relatief.
Het is duidelijk dat Paulus deze gelijkenis in Romeinen 9 in het licht van de tekst in Jeremia gebruikt.
- Bijbelteksten zijn volgens de Herziene Statenvertaling geciteerd. ↩